Om de tijd te meten, maken atoom­klokken gebruik van de trillingen van atomen. De frequentie van die trillingen is zo constant dat de afwijking van een atoomklok ongeveer één seconde per vijf miljard jaar bedraagt. De meest voorkomende types zijn gebaseerd op het scheikundig element cesium. ­Omdat het woord ‘atoom’ beladen is, heeft men het dan ook steeds meer over ­cesiumklokken.

Zo’n omslachtig instrument is in de jaren 1950 zeldzaam en kost handenvol geld. Om de exacte tijd met wetenschappers over heel Europa te delen, wordt vanaf 1959 vanuit Mainflingen door de tijdzender DCF77 via de lange golf een signaal uitgezonden dat binnen een straal van meer dan 1.500 km te ont­vangen is. Sindsdien is met een een­voudige ontvanger in combinatie met een kwartshorloge de exacte tijd overal ­beschikbaar.

Eind jaren 1980 commercialiseert het Zuid-Duitse Junghans de eerste ­radiobestuurde wandklokken voor het grote publiek. In 1990 volgt het eerste polshorloge. Ik heb van het prille begin zo’n uurwerk in huis. Maniakaal stipt als ik ben, was ik dat aan mezelf verplicht. Maar ook de verbondenheid speelde meteen. Te weten dat overal in Europa al die horloges op de milliseconde, op precies hetzelfde moment verspringen, geeft me een warm gevoel. Voor minder romantische zielen is het gewoon meegenomen dat ze zich ook automatisch aanpassen aan zomer- en wintertijd.

Het zendpark in Mainflingen ziet ­eruit alsof het zijn beste tijd heeft ­gehad. Alles is verroest en op verschillende plaatsen is de omheining neer­gehaald. Wat ooit gekoesterde spitstechnologie was, is ingehaald door het gps-systeem, dat draait op de atoomklokken in de 24 gps-satellieten die rond de aarde draaien. Desondanks is beslist om nog dit jaar de installaties in Main­flingen te vernieuwen en blijft de zender zeker nog tien jaar in de lucht. Tegen dan ben ik de tachtig voorbij en wordt dat eeuwige op tijd willen zijn hopelijk minder dwingend.