Uit De Standaard van 30 september 2021

Privacybescherming

Big brother weet straks ook hoeveel u sport, willen we dat wel?

Met slimme camera’s gaat Leuven het sport- en beweeggedrag van zijn inwoners in kaart brengen. De Gegevensbeschermingsautoriteit heeft daar vragen bij en onderzoekt de plannen.

Jef Poppelmonde

Zeven camera’s filmen in het Leuvense park De Bruul de fitnesstoestellen, het basketbalterrein, het grasveld en de voetbalkooi. Sebastian Steveniers

‘Lopen, Mo! Blijven lopen!’ Jaak Seminck (43) van buurtwerkorganisatie ’t Lampeke was gistermiddag met een groep jongeren naar het Leuvense park De Bruul afgezakt om er samen te sporten. Terwijl de jongsten met felgekleurde helmen op hun hoofd om het voetbalveld heen fietsten, blonken zeven spierwitte camera’s op de achtergrond in de zon. Het Leuvense stadsbestuur installeerde die vorige maand. Hun lenzen richten zich op de fitnesstoestellen, het basketbalterrein, het grasveld en de voetbalkooi.

Sebastian Steveniers

De camera’s zullen in eerste ­instantie drie jaar blijven. Ze passen in het project Smart Sporting Cities, zegt de Leuvense schepen van Sport Johan Geleyns (CD&V). Door middel van artificiële intelligentie leveren ze het stadsbestuur data die moeten helpen ‘het sportgedrag continu te monitoren’. De camera’s moeten helpen vragen te beantwoorden zoals: hoeveel sporters gebruiken de ­infrastructuur in het park? Voor hoelang doen ze dat? Welke activiteiten voeren ze uit? Doen ze dat alleen of in groep? Welke routes volgen de lopers? En hoe snel ­bewegen ze zich? ‘Aan de hand daarvan kunnen we ons beleid sturen’, zegt Geleyns. ‘We kunnen evalueren of acties het gewenste effect hebben en op die manier een beter sport- en beweegbeleid voor de toekomst uitstippelen. Leuven is dit jaar tot Europese Sportstad uitgeroepen. We lopen voorop met het aantal inwoners dat wekelijks aan sport doet. Maar we willen blijven verbeteren.’

Vanaf morgen komen er ook camera’s aan de Philipssite, verderop in de stad, vlakbij waar ­afgelopen weekend de finishlijn van het WK wielrennen lag. Daar test de stad ‘mobiele technologieën’, met zonnepanelen en een 4G- of 5G-verbinding, die ‘na een ­bepaalde periode verplaatst kunnen worden naar andere sites’.

‘Ik heb er echt geen behoefte aan om gefilmd te worden terwijl ik publieke sportinfrastructuur gebruik’ Jaak Seminck

Het project verloopt in samenwerking met de Vlaamse overheid. Sport Vlaanderen zal op ­basis van de resultaten een draaiboek opstellen ‘over het gebruik en de waarde van Internet Of Things-toepassingen om sport en beweging te meten’. Daarmee kunnen ‘andere steden en ­gemeenten later zelf gerichte meetcampagnes over beweging opzetten’.

Zuivere data

Jaak Seminck vindt het ‘vreemd’ dat zijn stad camera’s nodig heeft om het sportbeleid te verbeteren, zegt hij. ‘Als medewerkers van de stad hier nu een paar woensdagnamiddagen komen hangen, ­weten ze toch ook wat hier ­gebeurt? Doe een babbeltje. Vraag wat de mensen nodig hebben, in plaats van daarvoor camera’s te gebruiken. Ik heb er echt geen ­behoefte aan om gefilmd te worden terwijl ik publieke sportinfrastructuur gebruik.’

Privacy is een aandachtspunt, zegt schepen Geleyns. ‘Maar op dat vlak is alles afgetoetst. We houden rekening met de bescherming van persoonsgegevens. De beelden worden niet opgeslagen – dat zou fout zijn. Ze worden meteen op de camera verwerkt via ­artificiële intelligentie. Alleen zuivere data en bepaalde parameters – zoals individueel bezoek of in groep, het type sportactiviteit en de duur van het bezoek – worden naar een databank doorgestuurd.’

‘We lopen voorop met het aantal inwoners dat wekelijks aan sport doet. Maar we willen blijven verbeteren’ Johan Geleyns Leuvens schepen van Sport

Toch heeft de Gegevensbeschermingsautoriteit (de vroegere Privacycommissie, red.) vragen bij het project. ‘Wij hebben beslist om bijkomende informatie op te vragen bij de stad’, zegt voorzitter David Stevens. ‘Dat is de eerste ­fase van een potentieel formeel onderzoek. We willen van de stad weten welke gegevens ze precies zal verwerken, hoelang de beelden opgeslagen worden, hoe de beveiliging daarvan verloopt en wie er toegang toe heeft.’

Sebastian Steveniers

‘We vinden het vooral vreemd dat de stad ook wil gaan meten hoelang iemand sport. Dat zou betekenen dat mensen alleszins een tijdlang door de camera’s ­gevolgd moeten worden. Dat vraagt om een vorm van identificatie en verhoogt de kans dat niet alles volledig anoniem blijft.’

Eerder dit jaar nog berispte de Gegevensbeschermingsautoriteit het toeristische bedrijf Westtoer. Dat zette slimme camera’s in om de drukte aan de kust te meten, in het kader van maatregelen ­tegen het coronavirus. Westtoer moest daarop een aantal corrigerende ingrepen doorvoeren.

Ook Rosamunde Van Brakel, professor surveillancestudies aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de universiteit van Tilburg, stelt zich vragen bij de inzet van camera’s in het kader van een sportbeleid. Ze woont zelf in Leuven, niet ver van park De Bruul, waar ze met haar eigen kinderen geregeld komt. ‘Maar voortaan zal ik toch een andere speeltuin zoeken’, zegt ze. ‘Ik vind niet dat camera’s thuishoren in een park, aan een sportveld, in een speeltuin. Ook al worden de beelden meteen verwerkt op de camera zelf: een risico op lekken of andere kwetsbaarheden van de technologie is er altijd. Daar is niets aan te doen.’

Bovendien, zegt Van Brakel, is er het risico op function creep, waarbij technologie geïnstalleerd wordt met een bepaald doel, maar na verloop van tijd voor iets heel anders wordt gebruikt. ‘Wat zal er met deze camera’s gebeuren als dit project stopt? Ze hebben veel geld gekost. Zullen ze voor iets anders worden ingezet?’ Ze verwijst naar de camera’s in de joodse wijk in Antwerpen, die moesten beschermen tegen aanslagen maar vervolgens ingezet werden om te controleren of de coronamaatregelen in de synagogen werden nageleefd (DS 13 maart).

‘De overheid grijpt steeds sneller naar camera’s’, zegt Van Brakel. ‘Vroeger werden die alleen ingezet in het kader van veiligheid, nu ook al om drukte te meten of het sportbeleid te versterken. Willen we dat wel, zo’n wildgroei aan camera’s, met alle risico’s van dien? Met elke nieuwe camera komen we een stap dichter bij een surveillancemaatschappij waarin we constant in de gaten worden gehouden. Dat is een trend waar nog veel te weinig maatschappelijk debat over bestaat.’

 

 

commentaar
Elke nieuwe camera verlegt de grens

Inge Ghijs

Eerst waren er camera’s om snelheidsduivels en roodrijders op heterdaad te betrappen. Vervelend, maar voor een goed doel: de verkeersveiligheid kon er alleen maar baat bij hebben, er konden ­levens mee gespaard worden. Dat in volle terreurdreiging geld, dat bedoeld was voor antiterrorisme, ook werd ­gebruikt voor slimme camera’s, ook daar kon je toch niet tegen zijn. Ook al werd snel duidelijk dat diezelfde camera’s niet lang daarna ook voor minder veiligheidsbedreigende doelen konden worden ingezet, om bestuurders te klissen die hun verzekering niet betaalden bijvoorbeeld.

Langzaamaan palmden camera’s de publieke ruimte in: in winkels, in musea, in stations, op sportvelden. In coronatijd sloegen we een andere straat in: de camera’s dienden niet langer voor onze veiligheid, maar om ons doen en ­laten te controleren, om de drukte in de winkelstraten of op het strand te monitoren. De joodse gemeenschap ondervond hoe camera’s die hen eerst moesten beschermen ­tegen aanslagen, gebruikt werden om te controleren of ze niet met te veel in een synagoge of feestzaal aanwezig waren. Een surveillance samenleving is dan niet ver weg meer.

Leuven gaat nog een stap verder. Camera’s in een park om gegevens te verzamelen over mensen die er sporten, heeft echt niets meer met veiligheid te maken. Wat is er mis met een onderzoeker die ter plekke met sporters praat?

Zullen camera’s monitoren of we roken op straat of naar een ongezonde fastfoodtent gaan?

Zullen we straks ook ­camera’s inzetten om het winkelgedrag te analyseren om zo beter in te spelen op de behoefte van consumenten om hen aan te sporen nog meer te consumeren? Of zullen camera’s monitoren hoe vaak we op straat roken, hoe vaak we naar een ongezonde fastfoodtent gaan en wie dat risicogedrag vooral vertoont? Dat lijkt misschien ver­gezocht, maar sporters in een park observeren met camera’s om data te verzamelen voor een sportbeleid leek dat vijf jaar geleden ook. Elke nieuwe toepassing van camera’s verlaagt de tolerantiedrempel en verlegt de grens. Een maatschappelijk debat hoever we hierin willen gaan, is er nauwelijks. Grote transparantie evenmin.

Telkens weer worden we gesust met het argument dat data geanonimiseerd worden en dat beelden niet worden bijgehouden. Maar beelden kunnen altijd gehackt en ­misbruikt worden. En zodra de camera’s er hangen, zijn ze altijd inzetbaar voor andere toepassingen dan waarvoor ze bedoeld waren.