Publicatie : 2019-11-20
Numac : 2019015275

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
17 OKTOBER 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de retributies en administratieve kosten bedoeld in artikel 52 van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid



FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, inzonderheid op de artikelen 264, 1°, 266, eerste en tweede lid, en 267, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 december 2012 tot vaststelling van de retributies, bedoeld in artikel 20 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 mei 2018;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 19 augustus 2019;
Gelet op het advies 66.144/2 van de Raad van State, gegeven op 27 mei 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In het kader van de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° De wet: de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;
2° Bewakingsonderneming: de onderneming, bedoeld in artikel 4 van de wet;
3° Interne bewakingsdienst: de dienst, bedoeld in artikel 5 van de wet;
4° Onderneming voor alarmsystemen: de onderneming, bedoeld in artikel 6 van de wet;
5° Onderneming voor camerasystemen: de onderneming, bedoeld in artikel 7 van de wet;
6° Onderneming voor veiligheidsadvies: de onderneming, bedoeld in artikel 8 van de wet;
7° Veiligheidsdienst : de dienst bedoeld in artikel 11 van de wet;
8° Maritieme veiligheidsonderneming : de onderneming, bedoeld in artikel 12 van de wet;
9° Opleidingsinstelling: de instelling bedoeld in artikel 10 van de wet;
10° Cursist: de persoon die gedurende het afgelopen kalenderjaar ingeschreven was voor het volgen van een in uitvoering van de wet gereglementeerde opleiding, met uitzondering van de opleidingen voor het bekomen van een bijscholingsattest en een attest schietoefeningen;
11° Vergunde activiteit: de afzonderlijk opgesomde activiteiten bedoeld in art. 3 van de wet;
12° Identificatiekaart: de kaart, bedoeld in art. 76 van de wet;
13° Lopende identificatiekaart: de identificatiekaart die voor 31 december van het afgelopen kalenderjaar was uitgereikt aan de dienst en waarvan, hetzij, de vervaldatum op 31 december van het afgelopen kalenderjaar niet is bereikt, hetzij op 31 december van het afgelopen kalenderjaar niet werd teruggestuurd aan de administratie bij toepassing van art. 15 van het koninklijk besluit van 26 september 2005 betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake veiligheidsonderzoeken;
14° Neutralisatiesysteem: het systeem, bedoeld in art. 5, § 2 van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer;
15° Verpakkingsproduct: het product bedoeld in het ministerieel besluit van 3 juni 2010 tot bepaling van de modaliteiten voor de conditionering van de biljetten in containers die zijn uitgerust met een neutralisatiesysteem.
Art. 2. Het bedrag van de jaarlijkse retributie aangerekend aan een bewakingsonderneming wordt vastgesteld op 500 euro per vergunde activiteit, vermeerderd met een heffing van 2,4ë op de omzetschijf van het laatst afgesloten boekjaar hoger dan 50.000 euro.
Art. 3. Het bedrag van de jaarlijkse retributie aangerekend aan een interne bewakingsdienst, wordt vastgesteld op 500 euro per vergunde activiteit, vermeerderd met een heffing van 50 euro per lopende identificatiekaart.
Indien het maatschappelijk doel van de organisatie of de onderneming waarvan de interne bewakingsdienst deel uitmaakt cultureel van aard is of zich bevindt in de welzijns-, zorg- of gezondheidssector, bedraagt de retributie 500 euro per vergunde activiteit, ongeacht het aantal lopende identificatiekaarten.
Art. 4. Het bedrag van de jaarlijkse retributie aangerekend aan een onderneming voor alarmsystemen wordt vastgesteld op 500 euro, vermeerderd met een heffing van 135 euro per lopende identificatiekaart.
Indien een onderneming voor alarmsystemen tevens onderworpen is aan de retributie, bedoeld in artikel 2, wordt het bedrag van de jaarlijkse retributie voor haar activiteiten voor alarmsystemen vastgesteld op 500 euro.
Indien een onderneming voor alarmsystemen tevens onderworpen is aan de retributie, bedoeld in artikel 5, wordt het bedrag van de jaarlijkse retributie voor haar activiteiten als onderneming voor alarmsystemen vastgesteld op 500 euro indien het aantal lopende identificatiekaarten voor de onderneming voor alarmsystemen lager ligt dan het aantal lopende identificatiekaarten voor de onderneming voor camerasystemen.
Art. 5. Het bedrag van de jaarlijkse retributie aangerekend aan een onderneming voor camerasystemen wordt vastgesteld op 500 euro, vermeerderd met een heffing van 135 euro per lopende identificatiekaart.
Indien een onderneming voor camerasystemen tevens onderworpen is aan de retributie, bedoeld in artikel 2, wordt het bedrag van de jaarlijkse retributie voor haar activiteiten voor camerasystemen vastgesteld op 500 euro.
Indien een onderneming voor camerasystemen tevens onderworpen is aan de retributie, bedoeld in artikel 4, wordt het bedrag van de jaarlijkse retributie voor haar activiteiten als onderneming voor camerasystemen vastgesteld op 500 euro indien het aantal lopende identificatiekaarten voor de onderneming voor camerasystemen gelijk is aan of lager ligt dan het aantal lopende identificatiekaarten voor de onderneming voor alarmsystemen.
Art. 6. Het bedrag van de jaarlijkse retributie aangerekend aan een onderneming voor veiligheidsadvies wordt vastgesteld op 700 euro.
Art. 7. Het bedrag van de jaarlijkse retributie aangerekend aan een opleidingsinstelling wordt vastgesteld op 30 euro per cursist indien door de opleidingsinstelling voor de cursist geen inschrijvingsgeld is gevraagd en op 80 euro per cursist indien voor de cursist wel inschrijvingsgeld is gevraagd.
Art. 8. Het bedrag van de jaarlijkse retributie aangerekend aan een veiligheidsdienst, wordt vastgesteld op 500 euro per vergunde activiteit, vermeerderd met een heffing van 50 euro per lopende identificatiekaart.
Art. 9. Het bedrag van de jaarlijkse retributie aangerekend aan een maritieme veiligheidsonderneming, wordt vastgesteld op 2 500 euro, aangevuld met 500 euro per aangevatte bewakingsopdracht tijdens het afgelopen kalenderjaar.
Art. 10. Ter dekking van de administratieve onkosten:
1° moeten bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten, veiligheidsdiensten, ondernemingen voor alarmsystemen, ondernemingen voor camerasystemen, ondernemingen voor veiligheidsadvies, opleidingsinstellingen en maritieme veiligheidsondernemingen ter gelegenheid van de eerste aanvraag van elke afzonderlijke vergunning 1 000 euro betalen;
2° moeten ondernemingen die gelijktijdig een eerste aanvraag voor een vergunning als onderneming voor alarmsystemen en als onderneming voor camerasystemen aanvragen slechts éénmaal 1 000 euro betalen;
3° zijn ondernemingen voor alarmsystemen, ter gelegenheid van hun eerste aanvraag voor een vergunning als onderneming voor camerasystemen vrijgesteld van de verplichting tot betalen van een dossierkost;
4° zijn ondernemingen voor camerasystemen, ter gelegenheid van hun eerste aanvraag voor een vergunning als onderneming voor alarmsystemen vrijgesteld van de verplichting tot betalen van een dossierkost;
5° moeten opleidingsinstellingen ter gelegenheid van de eerste aanvraag van de erkenning van elke afzonderlijke opleidingscursus en van de erkenning van elke afzonderlijke lesgever respectievelijk 500 euro en 250 euro betalen;
6° moet de aanvrager van een identificatiekaart per aanvraag 20 euro betalen;
7° moet de aanvrager ter gelegenheid van de eerste aanvraag tot erkenning van een neutralisatiesysteem en van een verpakkingsproduct 1 000 euro betalen;
8° moet de aanvrager van een bewakingslijst en van een bewakingsregister, zoals bedoeld in artikel 27 van het koninklijk besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, 0,25 euro per bewakingslijst en 14,50 euro per bewakingsregister betalen;
9° moet de aanvrager van een voertuigkenteken, zoals bedoeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, 5 euro per sticker betalen;
10° moet de aanvrager van een embleem zoals bedoeld in artikel 95 van de wet, 0,15 euro per embleem betalen.
Art. 11. De retributie, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 9, is verschuldigd voor elk geheel of gedeelte van een kalenderjaar waarin de onderneming, de dienst of de opleidingsinstelling over een vergunning beschikt om de betrokken activiteit uit te oefenen.
De overnemer van een andere vergunde onderneming of van een opleidingsinstelling, is retributieplichtig voor de door de overgenomen onderneming of dienst nog verschuldigde retributies.
Art. 12. De omzet, bedoeld in artikel 2, is het omzetcijfer uit de vergunde activiteiten uitgevoerd in het jaar dat het jaar van de retributie voorafgaat, overgemaakt aan de administratie op de haar opgegeven wijze en binnen de door haar bepaalde termijn.
Indien de onderneming in gebreke blijft het omzetcijfer tijdig over te maken of indien blijkt dat de gegevens in de neergelegde jaarrekeningen het opgegeven omzetcijfer overtreffen, kan de administratie beslissen de retributie te berekenen op de bruto toegevoegde waarde, vermeld in de meest recent neergelegde jaarrekeningen.
Art. 13. Indien de administratie vaststelt dat de onderneming gebrekkige of onjuiste gegevens heeft overgemaakt of indien, in het geval van de artikelen 3, 4, 5 en 7, er personen voor de onderneming houder moeten zijn van een identificatiekaart, zonder dat ze daarover beschikken, kan de administratie de retributie herberekenen op basis van de haar bekende gegevens. In deze gevallen wordt het nieuw retributiebedrag aangerekend, vermeerderd met een administratieve onkost van 2 000 euro.
Art. 14. De retributie moet betaald zijn uiterlijk 2 maanden, nadat de retributieplichtige van het te betalen bedrag van de retributie op de hoogte is gebracht.
De betaling van retributies en de administratieve onkosten geschiedt door middel van overschrijving op de bankrekening IBAN BE37 6792 0057 9428 (BIC PCHQBEBB), met vermelding van de mededeling opgegeven in de vordering tot betaling.
Indien de onderneming in gebreke blijft de verschuldigde retributies of administratieve onkosten te betalen, kan de administratie beslissen de aanvragen met betrekking tot de onderneming niet te behandelen.
Art. 15. De bepalingen van artikelen 2 tot en met 9 van dit besluit zullen voor het eerst toegepast worden voor de retributies die verschuldigd zijn in het jaar 2019.
Art. 16. Het koninklijk besluit van 27 december 2012 tot vaststelling van de retributies bedoeld in artikel 20 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten wordt opgeheven.
Art. 17. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 oktober 2019.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
P. DE CREM