Wet 5 augustus 1992 Wet op het politieambt.

 

HOOFDSTUK IV. - De algemene vorm en voorwaarden van uitvoering van de opdrachten.

Afdeling 1. - Zichtbaar gebruik van camera's

Art. 25/1.

§ 1. Deze afdeling regelt de plaatsing en het gebruik van camera's op zichtbare wijze door de politiediensten.
De camera's waarvan de modaliteiten voor plaatsing en gebruik door de politiediensten worden geregeld door of krachtens een bijzondere wetgeving worden niet beoogd door deze afdeling.

§ 2. De bepalingen onder deze afdeling zijn van toepassing op de politiediensten, wanneer ze in real time toegang hebben tot beelden van bewakingscamera's geplaatst door andere verantwoordelijken voor de verwerking, met toepassing van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's of van andere wetten, als deze toegang opname van de beelden bij de politiediensten zelf inhoudt.

Art. 25/2.

§ 1. Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder :

1° mobiele camera : de camera die wordt verplaatst tijdens het gebruik ervan;
2° tijdelijk vaste camera : de camera die voor een beperkte tijd op een plaats wordt opgesteld;
3° intelligente camera : de camera die ook onderdelen en software bevat, die al dan niet gekoppeld aan registers of bestanden, de verzamelde beelden al dan niet autonoom kunnen verwerken;
4° niet-besloten plaats : elke plaats die niet door een omsluiting is afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek, waaronder de openbare wegen beheerd door de openbare overheden bevoegd voor het wegbeheer;
5° voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk gebouw of elke door een omsluiting afgebakende plaats, bestemd voor het gebruik door het publiek waar diensten aan het publiek kunnen worden verstrekt;
6° niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk gebouw of elke door een omsluiting afgebakende plaats die uitsluitend bestemd is voor het gebruik door de gewoonlijke gebruikers;
7° omsluiting : afbakening van een plaats bestaande uit minstens een duidelijke visuele afscheiding of een aanduiding waardoor de plaatsen duidelijk van elkaar onderscheiden kunnen worden.

§ 2. Wordt als zichtbaar beschouwd :

1° het gebruik van vaste camera's, in voorkomend geval tijdelijk, aangegeven met een door de Koning vastgesteld pictogram, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens;

2° het gebruik van mobiele camera's

a) hetzij gemonteerd aan boord van politievoertuigen, -vaartuigen, -luchtvaartuigen of elk ander vervoermiddel van de politie, dat als dusdanig geïdentificeerd kan worden;

b) hetzij met mondelinge waarschuwing uitgaande van leden van het operationeel kader van de politiediensten, die als dusdanig identificeerbaar zijn.

Art. 25/3.

§ 1. In het kader van hun opdrachten, kunnen de politiediensten camera's op zichtbare wijze gebruiken, onder de volgende voorwaarden :

1° in de niet-besloten plaatsen en de besloten plaatsen waarvan zij de beheerder zijn : vaste, tijdelijk vaste of mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn;

2° in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen, waarvan zij niet de beheerder zijn :

a) mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, tijdens de duur van een interventie;

b) vaste en tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, mits het akkoord van de beheerder van de plaats, in de luchthavens, havenfaciliteiten zoals bedoeld in artikel 5, 6°, van de wet van 5 februari 2007 betreffende de maritieme beveiliging, stations van het openbaar vervoer, en plaatsen die door hun aard aan een bijzonder veiligheidsrisico onderhevig zijn, aangeduid bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarvan het ontwerp voor advies wordt voorgelegd aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens;

c) tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, in het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van personen, tijdens de duur van de operatie;

d) tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, in het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van goederen, voor zover de beheerder van de plaats zich hiertegen niet heeft verzet, tijdens de duur van de operatie;

3° in niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen, waarvan zij niet de beheerders zijn :

a) mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, tijdens de duur van een interventie;

b) tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, in het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van personen, tijdens de duur van de operatie;

c) tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, in het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van goederen, voor zover de beheerder van de plaats zich hiertegen niet heeft verzet, tijdens de duur van de operatie;

§ 2. Het zichtbare gebruik van camera's voor het inwinnen van informatie van bestuurlijke politie bedoeld in artikel 44/5, § 1, is uitsluitend toegelaten in de gevallen bedoeld in artikel 44/5, § 1, eerste lid, 2° tot 6°. Wat artikel 44/5, § 1, eerste lid, 5°, betreft, kan dat gebruik bovendien alleen worden toegelaten ten aanzien van de categorieën van personen bedoeld in artikelen 18, 19 en 20.

§ 3. Camera's mogen noch beelden opleveren die de intimiteit van een persoon schenden, noch gericht zijn op het inwinnen van informatie over de raciale of etnische oorsprong van een persoon, zijn religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen, zijn politieke opvattingen, zijn vakbondslidmaatschap, zijn gezondheidstoestand, zijn seksleven of zijn seksuele geaardheid.

Art. 25/4.

§ 1.Een politiedienst kan camera's plaatsen en gebruiken overeenkomstig artikel 25/3, of op zichtbare wijze gebruik maken van camera's geplaatst door derden zoals bedoeld in artikel 25/1, § 2, op het grondgebied dat onder zijn bevoegdheid valt, na voorafgaande principiële toestemming van :

1° de gemeenteraad, wanneer het gaat om een politiezone;

2° de minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde, voor de diensten van de federale politie.

§ 2. Om deze toestemming te bekomen wordt er een aanvraag ingediend bij de in paragraaf 1 aangewezen bevoegde overheid door :

1° de korpschef, wanneer het gaat om een politiezone;

2° de territoriaal bevoegde bestuurlijke directeur- coördinator, of de directeur van de aanvragende dienst, wanneer het gaat om een dienst die deel uitmaakt van de federale politie.
De in het eerste lid bedoelde toestemmingsaanvraag preciseert het type camera, de doeleinden waarvoor de camera's zullen worden geïnstalleerd of gebruikt, evenals de gebruiksmodaliteiten ervan, en voor wat betreft de vaste camera's ook de plaats. Deze aanvraag houdt rekening met een impact- en risicoanalyse op het vlak van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en op operationeel niveau, met name wat de categorieën van verwerkte persoonsgegevens betreft, de proportionaliteit van de aangewende middelen, de te bereiken operationele doelstellingen en de bewaartermijn van de gegevens die nodig is om deze doelstellingen te bereiken.
Bij wijziging van het type camera of van de gebruiksdoeleinden ervan, alsook wat de vaste camera's betreft, in geval van wijziging van de plaats, wordt een nieuwe toestemming aangevraagd.

§ 3. In geval van met redenen omklede hoogdringendheid, waarbij de in paragraaf 1 bedoelde toestemming nog niet werd bekomen, vraagt de korpschef dan wel de bestuurlijke directeur-coördinator of de directeur van de aanvragende dienst, afhankelijk van het geval, mondeling de toestemming aan de bevoegde overheid om gebruik te maken van camera's in het kader van de specifieke opdracht die de hoogdringendheid rechtvaardigt. Deze mondelinge toestemming wordt vervolgens zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd door de bevoegde overheid.
Wat betreft de politiezones, kan de bevoegde overheid vertegenwoordigd worden door de betrokken burgmeester om de mondelinge toestemming te geven in het geval van hoogdringendheid zoals bedoeld in het eerste lid.

§ 4. Elke beslissing tot toestemming bedoeld in paragraaf 1 wordt ter kennis gebracht van de procureur des Konings.
In het geval bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt de beslissing tot toestemming ter kennis gebracht van de burgemeester en de korpschef.
De in paragraaf 1 bedoelde toestemming wordt openbaar gemaakt wanneer zij betrekking heeft op opdrachten van bestuurlijke politie.

§ 5. De in paragraaf 1 bedoelde toestemming wordt niet gevraagd, als het gaat om het plaatsen en het gebruik van camera's in besloten plaatsen waarvan de politiediensten de beheerders zijn.

Art. 25/5.

§ 1. Het gebruik van camera's vindt plaats op beslissing en onder de verantwoordelijkheid van de politieambtenaar bedoeld in de artikelen 7 tot 7/3, die waakt over de naleving van de proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginselen.

§ 2. Wanneer andere personen dan leden van de politiediensten in real time toegang hebben tot de beelden van de camera's waarvan de plaatsing en het gebruik door deze wet worden geregeld, in het kader van de uitoefening van de bevoegdheden die hen worden toevertrouwd door of krachtens de wet die hun opdrachten regelt, gebeurt het bekijken van deze beelden in real time onder toezicht van de politiediensten, behoudens in de gevallen waarin de wet voorziet.

Art. 25/6.

De informatie en persoonsgegevens die verzameld worden door middel van camera's kunnen worden geregistreerd en bewaard voor een duur van niet meer dan twaalf maanden, te rekenen vanaf de registratie ervan, tenzij in een andere termijn voorzien wordt in afdeling 12 van dit hoofdstuk.

Art. 25/7.

§ 1. De toegang tot de in artikel 25/6 bedoelde persoonsgegevens en informatie wordt toegelaten gedurende een periode van een maand, te rekenen vanaf de registratie ervan, op voorwaarde dat het operationeel gemotiveerd is en dat het noodzakelijk is voor de uitoefening van een welbepaalde opdracht.
Na de eerste bewaarmaand is de toegang tot die persoonsgegevens en informatie enkel voor doeleinden van gerechtelijke politie mogelijk mits een schriftelijke en met redenen omklede beslissing van de procureur des Konings.
De toegang tot deze persoonsgegevens en informatie is beveiligd, alle toegangen worden dagelijks bijgewerkt en de concrete redenen van de bevragingen worden geregistreerd.

§ 2. De persoonsgegevens en informatie bedoeld in paragraaf 1 kunnen na anonimisering worden gebruikt voor didactische en pedagogische doeleinden in het kader van de opleiding van de leden van de politiediensten.

Art. 25/8.

Een register met alle gebruiken van camera's wordt bijgehouden bij de betrokken politiedienst en op een digitale wijze bewaard. De Koning bepaalt de inhoud van dit register, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens.
Een nationaal register met de geolocalisatie van alle door de politiediensten gebruikte vaste camera's wordt door de federale politie bijgehouden en op digitale wijze bewaard.
De in het eerste en tweede lid bedoelde registers worden, op verzoek, ter beschikking gesteld van het Controleorgaan, van de bestuurlijke en gerechtelijke politieoverheden en van de functionaris voor gegevensbescherming bedoeld in artikel 144 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

HOOFDSTUK IV/1. - De specifieke vorm en voorwaarden van uitvoering van de opdrachten.

Afdeling 1. - Toezicht op het gebruik van de specifieke vorm en voorwaarden van uitvoering van de opdrachten

Art. 46/1.

Het Controleorgaan, wordt belast met het toezicht op de in dit hoofdstuk bedoelde specifieke vormen en voorwaarden van uitvoering van de opdrachten van de politiediensten.

Afdeling 2. - Niet-zichtbaar gebruik van camera's

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 46/2.

Behalve wanneer deze afdeling expliciet een andersluidende bepaling bevat, zijn de regels bedoeld in de artikelen 25/1 tot 25/8 en de artikelen 44/1 tot 44/11/13 van toepassing op het niet-zichtbaar gebruik van camera's.

Art. 46/3.

De camera's waarvan de modaliteiten voor plaatsing en gebruik door de politiediensten op niet-zichtbare wijze worden geregeld door een bijzondere wetgeving worden niet beoogd door deze afdeling.

Onderafdeling 2. - Niet-zichtbaar gebruik van camera's omwille van bijzondere omstandigheden

Art. 46/4.

In afwijking van artikel 25/3, kunnen de tijdelijk vaste en mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, op niet-zichtbare wijze worden gebruikt in niet-besloten plaatsen en voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen, mits voorafgaandelijke toestemming, indien de omstandigheden de politieambtenaren niet in staat stellen zich te identificeren of van die aard zijn dat ze het zichtbaar gebruik van camera's ondoeltreffend maken, en wanneer het gaat om één van de volgende situaties :

1° de situaties bedoeld in artikel 22, tweede lid;

2° het inwinnen van informatie van bestuurlijke politie bedoeld in artikel 44/5, § 1, eerste lid, 2° en 3°, voor zover het gaat om :

a) personen die geradicaliseerd zijn in de zin van artikel 3, 15°, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst;

b) personen waarvoor er gegronde en zeer ernstige aanwijzingen bestaan dat zij zich naar een gebied wensen te begeven waar terroristische groepen actief zijn, zoals gedefinieerd in artikel 139 van het Strafwetboek in zulke omstandigheden dat zij bij hun terugkeer in België een ernstige dreiging van terroristische misdrijven kunnen vertegenwoordigen, zoals gedefinieerd in artikel 137 van het Strafwetboek of dat deze personen buiten het nationale grondgebied terroristische misdrijven willen plegen, zoals gedefinieerd in artikel 137 van het Strafwetboek;

3° het gebruik op een vervoermiddel van de politie, dat niet als dusdanig herkenbaar is, voor het automatisch inlezen van nummerplaten, teneinde geseinde voertuigen op te sporen.

Art. 46/5.

De in artikel 46/4 bedoelde voorafgaandelijke toestemming wordt gevraagd hetzij aan de commissaris-generaal van de federale politie of aan het lid van het directiecomité van de federale politie dat hij aanwijst, wanneer de aanvragende dienst deel uitmaakt van de federale politie, hetzij aan de korpschef van de lokale politiezone, wanneer het gaat om een lokale politiezone.
In de gevallen bedoeld in artikel 46/4, eerste lid, 1° en 3°, wordt de toestemming geval per geval gegeven voor het gebruik van een bepaald type, tijdelijk vaste of mobiele camera, voor specifieke doeleinden, en voor een beperkte duur. Indien hiermee tevens doeleinden van gerechtelijke politie gepaard gaan, is het voorafgaand bindend advies van de procureur des Konings vereist. De toestemming kan worden verlengd onder dezelfde voorwaarden.
In het geval bedoeld in artikel 46/4, eerste lid, 2°, wordt de toestemming verleend, na voorafgaand bindend advies van de procureur des Konings en van de Veiligheid van de Staat, met betrekking tot het risico dat de maatregel kan hebben voor lopende onderzoeken. Deze toestemming wordt geval per geval, schriftelijk en gemotiveerd verleend voor het gebruik van een bepaald type tijdelijk vaste of mobiele camera, voor specifieke doeleinden, en voor een duur van niet langer dan een maand. De beslissing weerspiegelt in het bijzonder de naleving van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De toestemming kan worden verlengd onder dezelfde voorwaarden.

Art. 46/6.

Elke toestemming en verlenging voor niet-zichtbaar gebruik van camera's in de gevallen bedoeld in artikel 46/4 wordt meegedeeld aan het Controleorgaan, behalve wanneer het gebruik van camera's wordt uitgevoerd onder het gezag van een magistraat.
Indien het Controleorgaan oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor de beslissing, de verlenging of de uitvoering van de maatregel, beveelt het op gemotiveerde wijze de schorsing of stopzetting ervan en beveelt het dat de gegevens die op deze wijze werden verkregen niet mogen worden geëxploiteerd.
Deze met redenen omklede beslissing wordt onverwijld meegedeeld hetzij aan de commissaris-generaal van de federale politie of aan het lid van het directiecomité van de federale politie dat hij heeft aangewezen, hetzij aan de korpschef van de betrokken lokale politiezone, afhankelijk van het geval. Zij informeren hierover zelf onverwijld de politieambtenaar bedoeld in de artikelen 7 tot 7/3, verantwoordelijk voor de operatie.

Onderafdeling 3. - Niet-zichtbaar gebruik van camera's bij de voorbereiding van acties van gerechtelijke politie of bij de handhaving van de openbare orde tijdens deze acties

Art. 46/7.

In afwijking van artikel 25/3, kan de politieambtenaar bedoeld in de artikelen 7 tot 7/3 beslissen om op niet-zichtbare wijze gebruik te maken van tijdelijk vaste of mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, voor het voorbereiden van acties van gerechtelijke politie die gedekt zijn door een mandaat van de procureur des Konings of van de onderzoeksrechter, teneinde het vlot verloop ervan te verzekeren, en om de openbare orde en de veiligheid van de betrokken politieambtenaren tijdens deze acties te garanderen, en dit meer bepaald in de gevallen waarin de omstandigheden de politieambtenaren niet in staat stellen zich te identificeren of in de gevallen die van die aard zijn dat ze het zichtbaar gebruik van camera's ondoeltreffend maken.

Art. 46/8.

De in artikel 46/7 bedoelde beslissing wordt meegedeeld aan de procureur des Konings of aan de onderzoeksrechter die het mandaat heeft geleverd voor de betrokken actie van gerechtelijke politie.
Indien de procureur des Konings of de onderzoeksrechter bedoeld in het eerste lid oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor de beslissing of de uitvoering van de maatregel, beveelt hij op gemotiveerde wijze de schorsing of stopzetting ervan en beveelt hij dat de gegevens die op deze wijze werden verkregen niet mogen worden geëxploiteerd.
Deze met redenen omklede beslissing wordt onverwijld meegedeeld hetzij aan de commissaris-generaal van de federale politie of aan het lid van het directiecomité van de federale politie dat hij heeft aangewezen, hetzij aan de korpschef van de betrokken lokale politiezone, afhankelijk van het geval. Zij informeren hierover zelf onverwijld de politieambtenaar bedoeld in de artikelen 7 tot 7/3, verantwoordelijk voor de operatie.

Onderafdeling 4. - Niet-zichtbaar gebruik van camera's in het kader van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van personen

Art. 46/9.

In het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van personen, waarbij de omstandigheden de politieambtenaren en de beschermingsassistenten niet in staat stellen zich te identificeren en de tijdelijk vaste of mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, zichtbaar te gebruiken, kan de in de artikelen 7 tot 7/3 bedoelde politieambtenaar, in afwijking van artikel 25/3, beslissen om deze camera's op niet-zichtbare wijze te gebruiken in niet-besloten plaatsen en voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen, onder de volgende voorwaarden :

1° deze mogelijkheid heeft het voorwerp uitgemaakt van een principiële toestemming hetzij van de korpschef hetzij van de commissaris-generaal of het lid van het directiecomité van de federale politie dat hij aanwijst, afhankelijk van of het om de lokale of federale politie gaat;

2° de persoon die het voorwerp uitmaakt van deze beschermingsmaatregel heeft dit niet geweigerd.

Art. 46/10.

De in artikel 46/9 bedoelde beslissing wordt meegedeeld aan het Controleorgaan.
Indien het Controleorgaan oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor de beslissing of de uitvoering van de maatregel, beveelt het op gemotiveerde wijze de schorsing of stopzetting ervan en beveelt het dat de gegevens die op deze wijze werden verkregen niet mogen worden geëxploiteerd.
Deze met redenen omklede beslissing wordt onverwijld meegedeeld hetzij aan de commissaris-generaal van de federale politie of aan het lid van het directiecomité van de federale politie dat hij heeft aangewezen hetzij aan de korpschef van de betrokken lokale politiezone, afhankelijk van het geval. Zij informeren hierover zelf onverwijld de politieambtenaar bedoeld in de artikelen 7 tot 7/3, verantwoordelijk voor de operatie.

Onderafdeling 5. - Niet-zichtbaar gebruik van camera's in het kader van het overbrengen van aangehouden of opgesloten personen, bedoeld in artikel 23

Art. 46/11.

In afwijking van artikel 25/3, in het kader van de uitvoering van opdrachten van overbrenging van aangehouden of opgesloten personen, bedoeld in artikel 23, waarbij de omstandigheden de politieambtenaren niet in staat stellen zich te identificeren en op zichtbare wijze gebruik te maken van de tijdelijk vaste of mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, kan de politieambtenaar bedoeld in de artikelen 7 tot 7/3 beslissen om deze camera's op niet-zichtbare wijze te gebruiken, op de niet-besloten plaatsen en de voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen om de veiligheid van de personen tijdens deze overbrenging te garanderen, op voorwaarde dat

1° deze mogelijkheid voorafgaand het voorwerp heeft uitgemaakt van een gezamenlijke principiële machtiging van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie;

2° deze politieambtenaar deel uitmaakt van een dienst die gespecialiseerd is in de overbrenging van gevaarlijke gedetineerden, die gebanaliseerde voertuigen gebruikt om deze opdracht uit te voeren.

Onderafdeling 6. - Registratie, bewaring en toegang tot de persoonsgegevens en informatie, en het register

Art. 46/12.

De informatie en persoonsgegevens die verzameld worden door middel van niet zichtbare camera's kunnen worden geregistreerd en bewaard voor een duur van niet meer dan twaalf maanden, te rekenen vanaf de registratie ervan tenzij in een andere termijn voorzien wordt in afdeling 12 van hoofdstuk IV.
In afwijking van het eerste lid, kunnen de persoonsgegevens en informatie die via niet-zichtbare camera's zijn verzameld krachtens artikel 46/7, geregistreerd, bewaard en gebruikt worden voor tactische doeleinden vanaf de voorbereiding van de actie van gerechtelijke politie tot de afloop van die actie. De persoonsgegevens en informatie kunnen enkel langer worden bewaard en worden gebruikt om toevallig vastgestelde strafbare feiten te bewijzen of om de daders ervan te identificeren.
In afwijking van het eerste lid, kunnen de persoonsgegevens en informatie die via niet-zichtbare camera's zijn verzameld in het kader van de uitvoering van in artikel 46/9 bedoelde gespecialiseerde opdrachten ter bescherming van personen, geregistreerd, bewaard en gebruikt worden voor tactische doeleinden voor de duur van de opdracht, behalve indien de persoon die het voorwerp uitmaakt van deze beschermingsmaatregel, dit weigert. De persoonsgegevens en informatie kunnen enkel langer worden bewaard en worden gebruikt bij toevallig vastgestelde strafbare feiten teneinde deze feiten te bewijzen of om de daders ervan te identificeren.
In afwijking van het eerste lid, kunnen de persoonsgegevens en de informatie die werden verzameld door middel van niet-zichtbare camera's, in het kader van de uitvoering van opdrachten van overbrenging van aangehouden of opgesloten personen, bedoeld in artikel 46/11, geregistreerd, bewaard en gebruikt worden voor tactische doeleinden voor de duur van de opdracht. De persoonsgegevens en informatie kunnen uitsluitend voor een langere duur worden bewaard en gebruikt bij toevallig vastgestelde strafbare feiten, teneinde deze feiten te bewijzen of de daders ervan te identificeren.

Art. 46/13.

De toegang tot de in artikel 46/12 bedoelde persoonsgegevens en informatie wordt toegelaten tijdens een periode van een maand, te rekenen vanaf de registratie ervan, op voorwaarde dat het operationeel gemotiveerd is en dat het noodzakelijk is voor de uitoefening van een welbepaalde opdracht.
Na de eerste bewaarmaand is de toegang tot die persoonsgegevens en informatie enkel voor doeleinden van gerechtelijke politie mogelijk mits een schriftelijke en met redenen omklede beslissing van de procureur des Konings of de onderzoeksrechter.
De toegang tot deze persoonsgegevens en informatie is beveiligd en alle toegangen worden dagelijks bijgewerkt.

Art. 46/14.

Het in artikel 25/8 bedoelde register met een overzicht met alle gebruiken van camera's, bevat een onderdeel betreffende het niet-zichtbare gebruik van camera's.